Een veel voorkomende onduidelijkheid, is de vraag omtrent of een auto ‘nieuw of gebruikt’ is bij invoer. Dit in relatie tot de bpm aangifte. Als eigenaar van een nieuwe auto bent u de bruto (100%) bpm verschuldigd. Als eigenaar van een gebruikte auto betaalt u rest-bpm die in lijn is met de afschrijving van de gebruikte auto. De afschrijving volgt uit taxatie, koerslijst of afschrijvingstabel.
De inspecteur stelt zich nog wel eens op het standpunt dat een importauto met bijvoorbeeld 2.000 km tóch nieuw is waarmee hij afschrijving op de bpm in een aangifte verwerpt en naheft tot de bruto bpm. Een importeur voert een voertuig begrijpelijk liefst als gebruikte auto in waarbij de bpm afschrijft. Het spanningsveld tussen beide belangen is al jarenlang een discussie die telkens anders wordt uitgelegd.
Wat is nu een juiste richtlijn?
Uit de veelheid aan jurisprudentie lijkt inmiddels duidelijk te zijn geworden dat een datum eerste toelating die voor het moment van eerste inschrijving in Nederland ligt, níét bepalend is voor het antwoord ‘gebruikt’. Een ‘gebruikte’ auto is ‘aantoonbaar gebruikt’.
Voorbeelden gebruikt (bpm afschrijving):
Voorbeelden nieuw (100% Bruto bpm):
Er zijn zo nog wel tientallen varianten te bedenken die een onverwacht antwoord als uitkomst op de vraag of het voertuig nieuw of gebruikt is, oplevert.
Kern van de stelregel is dat een voertuig ten tijde van de registratie in Nederland aantoonbaar ‘in gebruik genomen’ moet zijn in het buitenland. Een ‘harde grens’ waar de rechtspraak het gezamenlijk over eens lijkt te zijn, is 1.000 km op de teller. Met enkel deze tellerstand is een voertuig aantoonbaar in gebruik genomen. Heeft een voertuig minder kilometers op de teller, dan dient het gebruik met aanvullende feiten aangetoond te worden.
Als laatste nog een aardige uit de jurisprudentie:
Er zijn ook partijen die de volledige bpm willen betalen, maar de auto dan ook als ‘nieuw’ geregistreerd willen hebben, dus zónder eerdere registratie. Dit laatste is niet mogelijk gebleken (Hvj 12 oktober 2000, C-314/98, ECLI:EU:C:2000:557).
Dit artikel is geschreven door Frank Bolsenbroek en is ook te vinden op de site van Bolsenbroek & Partners