De bpm stelt politiek Den Haag voor grote problemen. Het aantal rechtszaken en procedures bij import en export is ongekend groot. Staatssecretaris Menno Snel wil door inschakeling van de RDW de grootste problemen bij import verminderen. ‘De RDW beschikt niet over de kennis en competenties om de plannen uit te kunnen voeren.’
Menno Snel zal later in zijn leven vast nog wel eens met verwondering terugdenken aan de tijd waarin hij als staatssecretaris van Financiën probeerde het enorme aantal bpm-gerelateerde problemen op te lossen. De luxebelasting levert jaarlijks tussen de anderhalf en twee miljard euro op, minder dan tien procent van het totaal aan autogerelateerde belastingen. Brancheorganisaties willen al jaren van de belasting af, alleen het alternatief is rekeningrijden en daar wil de VVD (nog) niet aan. Er is inmiddels wel een Kamermeerderheid voor – en ook in het Klimaatakkoord wordt vanaf 2025 rekeningrijden als maatregel ingezet – dus binnen een decennium kunnen de ergste bpm-problemen voorbij zijn. Tot die tijd zal de Belastingdienst en rechtspraak zijn handen vol hebben aan deze belasting. De grootste frustratie zit er bij de import van occasions. Daar wil Snel nu de RDW in het proces schuiven. Volgens hem kan dat en zal het leiden tot minder rechtszaken, maar importeurs en taxateurs vrezen het tegenovergestelde. Bovag zegt eerst de concrete voorstellen af te wachten, want ook de brancheorganisatie heeft nog veel vragen.
Snel legde onlangs nogmaals in de Kamer zijn plan uit om de RDW in te schakelen om te beoordelen of de betreffende importeur gebruik heeft gemaakt van de juiste taxatiemethodiek (er zijn drie rekenmethodes). Begin volgend jaar moet de uitvoering starten. Als een importeur kiest voor de taxatiemethode, dan moet de fiscale afhandeling – die dan gedaan wordt door de RDW – helemaal rond zijn. Pas als de taxatie is afgerond, inclusief bezwaarperiode, kan de auto de weg op. Volgens taxateurs is er geen wettelijke basis is voor het plan van Snel. De staatssecretaris bevestigt in gesprek met Automotive dat er inderdaad nog wettelijke obstakels zouden kunnen zijn. “In het nieuwe systeem is het zo dat de RDW de waarde van de importauto vaststelt. Daar kun je beroep tegen aantekenen en tegen de uitkomst daarvan ook. Die waarde gaat de Belastingdienst volgen. Wij denken dat het kan, maar het zou kunnen dat er wetswijzigingen nodig zijn.” Door de RDW vroegtijdig in te schakelen en de auto pas mee te geven na diens akkoord, wordt het aantal beroepsmogelijkheden juist beperkt, volgens Snel. “Onze verwachting is dat we naar minder zaken gaan.” Taxateurs en importeurs verwachten juist veel meer rechtszaken.
Volgens Tom Vriesema van Euro Auto Logic kan en mag de RDW helemaal geen bpm-aangifte valideren, maar slechts voertuigen identificeren. Sacha Bothof (123BPM) is dat met hem eens. “In Snels valideringssysteem kan een waardebepaling worden geweigerd, met als gevolg dat geen bpm-aangifte kan worden gedaan. Dit staat gelijk aan het weigeren van een belastingaangifte. In het wettelijke systeem van de heffing door middel van voldoening of afdracht op aangifte bestaat de bevoegdheid de aangegeven belasting te voldoen. Ons rechtssysteem biedt geen ruimte aan de belastingplichtige om aangifte te doen of de betaling daarvan, te ontzeggen, omdat een waardemethode niet is gevalideerd.”
Volgens Bothof heeft het plan van Snel daarom verschillende juridische consequenties. “De juridische complicaties ontstaan wanneer de RDW niet overgaat tot validatie. Tegen een dergelijk besluit kun je niet in beroep bij de belastingrechter. De importeur zal zich dus tot de bestuursrechter of civiele rechter moeten wenden. Terwijl simultaan dan natuurlijk de bezwaar- en beroepsprocedure loopt tegen de ingediende gewijzigde bpm-aangifte.”
Waar Snel minder procedures verwacht, voorziet een deel van de branche – zowel juristen als Bovag wachten met spanning op de uitwerking van de plannen – dat er straks in plaats van één procedure voor één importauto’s straks twee procedures worden gevoerd. Voor Frank Bolsenbroek, eigenaar van Bolsenbroek & Partners, was het plan van Snel reden om een open brief aan hem te schrijven. “Er wordt nooit met ons, maar altijd over ons gepraat. Wij zouden Snel van waardevolle informatie kunnen voorzien en hem kunnen helpen.” Bolsenbroek erkent dat er fraude plaatsvindt. “Alhoewel wij denken dat het minder voorkomt, dan wordt voorgesteld. Helaas ontbreken cijfers. Maar van deze fraude hebben wij allemaal last. Alleen het plan om de RDW in te schakelen, is hetzelfde als met een kanon op een mug schieten. Om dit probleem te bestrijden zou een samenwerking tussen RDW en Belastingdienst een prima oplossing kúnnen zijn. Maar de voorgestelde uitwerking zal echter slechts leiden tot een door de EU verboden stagnatie van de registratie. Een ‘alert’ van de RDW naar de belastingdienst kan dit veel eenvoudiger oplossen én uitroeien. Maar dan moet de Belastingdienst wél acteren.” Volgens Bolsenbroek zou de Belastingdienst er ook goed aan doen te handelen naar de ruim voorhanden zijnde jurisprudentie. “Die discussie is in het verleden regelmatig gevoerd bij de rechtbanken, gerechtshoven en Hoge Raad. Wat kan en niet kan, is uitgekristalliseerd. Er wordt wat mij betreft met name veel te makkelijk en ruim nageheven. Naheffingen die geen standhouden (voor de rechter, red) maar wel intern werk verschaffen.”
Een grote frustratie voor Snel zijn de beroep/bezwaarschriften tegen een ‘eigen aangifte’. Maar Snel geeft al aan dat zijn juridische mogelijkheden om dit aan te pakken, beperkt zijn. Aan de Tweede Kamer laat Snel weten dat er jaarlijks duizenden van deze zaken gevoerd worden, waarbij de Belastingdienst vaak verliest. Joost Verhoeven (Netcar) voert een groot deel van deze zaken en werd vorig jaar tijdelijk geschorst. Volgens Vriesema – die in de praktijk vaak ervaart dat de Belastingdienst bewust aanstuurt op bezwaar tegen eigen aangifte – worden er op dit vlak echter al stappen gezet. “Rechters kunnen de toegekende proceskosten al limiteren. Er zijn voorbeelden waarbij voor de bezwaar-, beroeps- én hoger beroepsfase ‘slechts’ 450 euro wordt toegekend. Dit terwijl er normaal voor de gehele fase ongeveer 2.400 euro toegekend zou kunnen worden. In die zin is er dan ook al een middel om de ‘proces-industrie’ tot op zekere hoogte aan te pakken.”
Momenteel wordt onderzocht of en hoe de RDW zijn nieuwe taak kan gaan uitvoeren. Onbedoeld voegde de RDW eind februari nog een dimensie toe aan de importdiscussie: de instantie zegt voortaan te kunnen vaststellen of er met de kilometerheffing is gefraudeerd. Nu zegt de RDW de tellerstand bij importeurauto’s nog niet te controleren, tot frustratie van importeurs. De vraag is of het straks wel de kilometerstand gaat valideren. Maar ook interessant: wat als blijkt dat de kilometerstand is teruggedraaid. Gaat de RDW-medewerker die de auto identificeert, dat ook meegeven aan de medewerker die over de bpm-afschrijvingsmethodiek gaat? En zo ja, leidt dat tot een lagere waarde van de auto en dus lagere bpm? Niemand die nu het antwoord weet, maar voor Snel is het weer een nieuwe bpm-complicatie. En dan is er nog niet eens gesproken over de WLTP en de ombouw naar een elektrisch wagenpark.
Ook de export van auto’s levert de Belastingdienst al jaren hoofdpijn op. Het wantrouwen richting de autobranche zit erg diep, een gevolg van de vele procedures die er gevoerd zijn in de afgelopen jaren. Sinds 2016 is er verscherpt toezicht op export naar buiten de EU (dan vervalt het recht op rest-bpm restitutie). Eind vorig jaar werd er bij veel exporteurs om aanvullende informatie gevraagd, zoals de verkoopfactuur, transportdocumenten, betalingsbewijzen en buitenlandse registratiebewijzen. De Belastingdienst wil aan de hand van de gegevens controleren of een auto daadwerkelijk binnen de EU is verkocht en niet – via in veel gevallen een Duitse registratie – rechtstreeks naar buiten de EU is verkocht. Eind vorig jaar stopte de Belastingdienst in enkele gevallen zelfs met het terugbetalen van de rest-bpm, ook bij bedrijven die uitsluitend binnen de EU exporteerden. Grote exporteurs hadden in enkele gevallen tienduizenden en soms zelfs enkele honderdduizenden euro’s aan bpmteruggaaf tegoed en dreigden in de problemen te komen. De Belastingdienst hervatte de betalingen, maar behield zich het recht voor om de teruggave alsnog terug te vorderen.
Tegelijkertijd stelt de fiscus nu ook vragen aan autobedrijven die binnen de EU exporteren. Ook daarvan wil zij meer gegevens ontvangen. Michel Schaay, dga van dienstverlener VDC, snapt dat de Belastingdienst het toezicht verscherpt. “In de gevallen dat auto’s rechtstreeks naar buiten de EU zijn verkocht, is dat uiteraard terecht. Het is niet vreemd dat ze dit doen.” Hij ziet dat de Belastingdienst nu een andere strategie volgt. “De factuur aan de EU-koper hoeft niet synchroon te lopen met de registratie (in vele gevallen een EU-registratie in Duitsland, red.). Maar het lijkt erop dat de Belastingdienst wil dat registratie en voertuig elkaar wél moeten volgen. Wij zien nu brieven voorbijkomen waarbij het verzoek tot teruggave is afgewezen vanwege het feit dat de auto in Duitsland is ingeschreven en op dezelfde dag is uitgeschreven en er geen bewijs is geleverd dat de auto daadwerkelijk naar Duitsland is overgebracht. Op dit moment is een aantal binnen- EU-dossiers afgekeurd, ik vermoed om jurisprudentie te verkrijgen. Wij zijn drukdoende om te zorgen dat de juiste informatie boven tafel komt. Alles samenvattend lijkt het erop dat de fiscus vooral drempels wil opwerpen voor situaties waarin de grens wordt opgezocht of overschreden.”
Dit artikel verscheen in Automotive Management